Artikel 40 en 41, 14° van het Decreet Lokaal Bestuur
Artikel 170 van de Grondwet;
Decreet 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen
Om te proberen de sociale en maatschappelijke verschillen te verminderen, stelt het college voor om de milieubelasting als volgt vast te stellen
De vermindering van €40,00 kan worden toegestaan aan :
De vermindering van €20,00 kan worden toegestaan aan:
Deze belasting is voorzien in het meerjarenplan 2020-2025 en is dus noodzakelijk voor het behoud van een gezonde financiële toestand van de gemeente.
Artikel 1: Voor het dienstjaar 2023 wordt de milieubelasting goedgekeurd.
Artikel 2 : De belasting is eveneens verschuldigd door ieder persoon of hoofdelijk door de leden van elke vereniging die op 1 januari van het aanslagjaar een zelfstandig of vrij beroep uitoefenen of door ieder natuurlijk en rechtspersoon die op dezelfde datum als hoofd- en/of bijkomende activiteit een commerciële, industriële, landbouw- of dienstverlenende activiteit uitoefent op het grondgebied van de gemeente, op een adres gelegen langs de omloop die door de ophaaldienst gevolgd wordt. Indien het gezin van de belastingsplichtige op hetzelfde adres is gehuisvest, is de belasting evenwel eenmaal verschuldigd.
De belasting is hoofdelijk verschuldigd door de leden van ieder gezin als zodanig ingeschreven in de bevolkingsregisters of in het vreemdelingenregister en werkelijk in de gemeente verblijvend op 1 januari van het aanslagjaar of geteld als hebbende een tweede verblijf voor ditzelfde jaar, op een adres gelegen langs de omloop die door de ophaaldienst gevolgd wordt”.
Artikel 3 : De belasting wordt vastgelegd op :
De vermindering van €40,00 kan worden toegestaan aan :
De vermindering van €20,00 kan worden toegestaan aan:
Artikel 4 : De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld wordt door het College van Burgemeester en Schepenen en uitvoerbaar verklaard door de provinciegouverneur.
Artikel 5 : De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Artikel 6 : De belastingsschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Artikel 7 : De vestiging en de invordering van de belasting, alsook de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Artikel 8 : Dit besluit wordt bekendgemaakt worden overeenkomstig artikel 286, §1, 1° en 330 van het decreet lokaal bestuur