Artikel 40 en 41, 14° van het Decreet Lokaal Bestuur
Artikel 170, §4 van de Grondwet;
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie-en gemeentebelastingen, met latere wijzigingen;
Beslissing van de gemeenteraad van 22 december 2021 inzake de belasting op de tweede verblijven;
Artikel 40, §3 van het Decreet Lokaal bestuur van 22 december 2017;
Gemeenteraadsbeslissing van 16/12/2020 over de goedkeuring van het gemeentelijk reglement leegstand en het bijhorende heffingsreglement gemeentelijke leegstaande gebouwen en woningen;
Vlaamse codex wonen.
Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld om de aanpassing van het belastingreglement op tweede verblijven goed te keuren.
Artikel 1: De gemeenteraad keurt het reglement ‘Belasting op de tweede verblijven 2023 tot en met 2025’ goed volgens de hierna vermelde tekst.
Artikel 2: Dit besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van het decreet lokaal bestuur.
REGLEMENT BELASTING OP DE TWEEDE VERBLIJVEN
Artikel 1. Belasting op de tweede verblijven
§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting geheven op tweede verblijven.
§2. Als tweede verblijf wordt beschouwd:
1° Elke private woongelegenheid die niet het hoofdverblijf vormt van de eigenaar of de huurder, maar die wel op elk moment door hem kan worden bewoond.
2° Tweede verblijven zijn landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes, optrekjes en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans, die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger.
3° Wanneer de woning wordt aangeboden op een platform voor de verhuur van tijdelijk verblijf dan wordt de woning ook beschouwd als tweede verblijf.
De private woongelegenheid die niet het hoofdverblijf vormt van de eigenaar of de huurder, moet op elk moment door hem kunnen worden bewoond. De woning moet minstens gedeeltelijk bemeubeld zijn.
§3. Wordt niet beschouwd als een tweede verblijf:
1° Lokalen die uitsluitend bestemd zijn om een beroepsactiviteit uit te oefenen.
2° Garages, tenten, verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens. Op tenten, verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens kan eventueel wel een belasting op het kamperen van toepassing zijn.
3° Een private woongelegenheid die niet aan de criteria van een minimum aan bewoonbaarheid voldoet. M.a.w. als blijkt uit onderzoek dat de woongelegenheid niet als tweede verblijf kan worden benut:
- De woning is niet stabiel en/of veilig genoeg.
- De woning kan stedenbouwkundig niet erkend worden als tweede verblijf.
- Het ontbreken van of te minimale bemeubeling.
- Sanitaire voorzieningen: het ontbreken van een goed functionerend toilet, stromend water, aansluiting op riolering of op een systeem op het perceel van het tweede verblijf dat het afvalwater verwerkt.
- Het ontbreken van verwarmingsmiddelen om de woongedeelten met een woonfunctie tot een normale temperatuur en op een veilige manier te kunnen verwarmen.
- De afwezigheid van elektriciteit om de woning te kunnen verlichten en elektrische installaties op een veilige manier te kunnen gebruiken.
4° Woningen die niet of moeilijk toegankelijk zijn vanop het openbaar domein door uitgegroeide struiken of hagen.
5° De leegstaande woongelegenheden waarvan het bewijs wordt voorgelegd dat zij in de loop van het aan het belastingsjaar voorafgaande kalenderjaar niet als tweede verblijf werden aangewend.
6° Al dan niet verplaatsbare constructies op een kampeerterrein of kampeerverblijfpark dat erkend is op basis van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies.
De minimale bewoonbaarheid van een private woongelegenheid kan worden gecontroleerd aan de hand van een aangifteverslag tweede verblijven, dat als bijlage bij dit reglement wordt gevoegd. De controle kan plaatsvinden op het ogenblik van de aangifte en de registratie als tweede verblijf (“deel A aangifte” van het aangifteverslag tweede verblijven) of bij een vermoeden van misbruik en/of foutieve verklaringen (“deel B en C technische controle” van het aangifteverslag tweede verblijven). De gemeente belast IGS Woonwinkel Pajottenland met de controle en de opmaak van het aangifteverslag tweede verblijven.
Indien uit het aangifteverslag tweede verblijven blijkt dat de woning niet kan beschouwd worden als een tweede verblijf zoals omschreven in het eerste lid, wordt de aangifte van het tweede verblijf geweigerd.
§4. De belasting is steeds geheel en ondeelbaar verschuldigd op 1 januari van het belastingsjaar door diegene die het verblijf betrekt of kan betrekken op 1 januari van dat belastingjaar hetzij als eigenaar, hetzij als huurder. Zolang de woning als tweede verblijf geregistreerd blijft, is de belasting telkens geheel en ondeelbaar op 1 januari van het belastingsjaar verschuldigd.
Artikel 2. Tarief van de belasting op de tweede verblijven
De belasting wordt jaarlijks vastgesteld op 990,00 euro per tweede verblijf.
Artikel 3. Aangifte tweede verblijf
§1. De belastingplichtigen of hun vertegenwoordigers moeten uiterlijk op 31 maart van het belastingjaar bij het gemeentebestuur aangifte doen van elk tweede verblijf dat zij in de gemeente bezitten op een door het gemeentebestuur ter beschikking gesteld aangifteformulier. Het aangifteformulier kan op eenvoudig verzoek bekomen worden bij het lokaal bestuur en is beschikbaar op de website van het lokaal bestuur Herne (www.herne.be). Bij een eerste aangifte zal de mogelijkheid tot registratie worden nagekeken door deel A van het aangifteverslag in te vullen. Deel A van het aangifteverslag wordt ingevuld door Woonwinkel Pajottenland nadat door de aanvrager een aangifteverklaring van tweede verblijf werd ingevuld, ondertekend en ingediend bij de gemeente. In het geval dat de gemeente de mogelijkheid voorziet om de aangifte digitaal door te geven, volstaat dit als aangifte.
§2. Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belastingplichtige van ambtswege belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
§3. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, bij aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van de kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
§4. De belastingplichtige is vrijgesteld van aangifteplicht indien hij voor het vorig aanslagjaar werd aangeslagen en indien de belastbare toestand ongewijzigd is gebleven. Ingeval van overdracht van zakelijke rechten of wijziging van de belastbare toestand, is de overdrager, resp. belastingplichtige, ertoe gehouden om het gemeentebestuur hiervan binnen de 30 kalenderdagen op de hoogte te brengen.
§5. De aangifte van een tweede verblijf wordt geweigerd als de woning kennelijke indicaties van leegstand vertoont of niet onmiddellijk voor bewoning bruikbaar is.
Artikel 4. Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd via een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar wordt verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 5. Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Bij laattijdige of niet-betaling zullen de kosten van de aangetekende zending die worden gemaakt om de bij in gebreke blijvende belastingplichtige aan te manen, ten laste zijn van de belastingplichtige.
Artikel 6. Bezwaar
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen overeenkomstig artikel 9 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en haar latere wijzigingen. Bezwaarschriften kunnen via een duurzame drager worden ingediend.
Artikel 7. Bekendmaking
§1. Voorliggend besluit alsook de inhoud ervan, wordt conform artikel 286, §1, 3° van het Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 bekendgemaakt op de website van de gemeente. De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking ervan, conform artikel 330 van het Decreet lokaal bestuur.
§2. Dit reglement wordt, bij toepassing van artikel 285 e.v. van het Decreet Lokaal Bestuur, bekendgemaakt op de gemeentelijke website, met vermelding van zowel de datum waarop het werd aangenomen als de datum waarop het op de gemeentelijke website bekendgemaakt wordt.
Artikel 8. Slotbepalingen
§1. Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van deze beslissing.
§2. Dit reglement gaat in voege vanaf 1 januari 2023.
§3. De beslissing van de gemeenteraad van 22 december 2021 houdende vaststelling van de gemeentebelasting op de tweede verblijven voor dienstjaren 2022 tot en met 2025 wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2023.